Yes, eindelijk ben ik zover, ik heb deze hele toespraak - die in 4 delen op Youtube staat - uitgetypt.
Lees, en huiver. Geniale toespraak.
https://www.youtube.com/watch?v=_nWswMTPAVE&list=PL08263843CC565018&index=1
Gerrit Komrij
Het verraad door de generatie '68
'Dames en heren.
Ik wil verslag uitbrengen van een
nachtmerrie.
Een nachtmerrie is een kwade droom. En
de kwade droom in mijn geval is een droom die goed leek te beginnen,
maar al snel een verkeerde draai nam. De hoofdrolspelers, van de
eerste tot de laatste minuut: mijn generatiegenoten.
De generatie zogezegd van mei 1968, de
generatie van Provo en verbeelding, de generatie van Hitweek en
Gondorf, de generatie van de nieuwe muziek en de nieuwe beeldentaal.
De generatie die geuzenwoorden maakte van 'marginaal' en 'protest' en
'anti-autoritair'. De generatie van het verruimde
seksualiteitsbegrip. Ik ben door mijn eigen generatiegenoten
verraden. Ik maak deel uit van een generatie verraders.
Onvermijdelijk ben ik daardoor ook zelf een verrader.
Ik ben door verraad besmet, ik ben
aanwezig geweest. Het doet niets af aan het feit dat ik mij vooral
door mijn vrienden verraden voel. Ik ben in de steek gelaten. Ik ben
verweesd. Ik sta in de kou. Al die pathetische sentimenten loeien
door mij heen als ik aan mijn leeftijdgenoten denk. Ik kan begrip
opbrengen voor de oude van dagen, en kijk vertederd naar de kinderen.
Alleen mijn eigen generatie is mij vreemd. Ik houd van ratten,
muggen, piranha's, neten! Niet van mijn generatiegenoten.
Het
leek zo mooi: als je ze op hun twintigste moest geloven.
Met een
hamer en een paar schroeven zouden ze zo het paradijs in elkaar
zetten. Nog een oorlogje wegwerken, een paar massamoordenaars en een
oude politiecommissaris opdoeken en het was gepiept. Ik moet het
'mijn', in mijn generatiegenoten, mijn tijdgenoten, enigszins
relativeren. Ik stond met mijn rug naar veel dingen toe. Ik was
eerder bezig met de afbraak van mijn onschuld dan met de hervorming
van de maatschappij. Ik had geen idee waar de lonten lagen waarin het
onrecht geschiedde waartegen mijn leeftijdgenoten protesteerden.
Ooit
heb ik een ruit ingegooid van het politiebureau op het Leidseplein.
Ooit heb ik het nummer van het literair tijdschrift waarvan ik
zojuist redacteur was geworden, het meinummer 1968, geopend met een
vertaling van een maf Frans gedicht over de vierde van hoop verhulde
meimeisjes. Ooit steunde ik op mijn manier een dissidente Griekse
dichter door de kolonels gevangen gezet en vanzelfsprekend gemarteld
door een vertaling af te leveren voor een protestbijeenkomst van een
gedicht waarvan ik niets begreep.
Zie daar, mijn complete bijdrage tot de
revolutie.
Maar: ik zag ze in de weer, mijn
tijdgenoten. Ik nam ze waar. Ik heb hun stappen gevolgd, hun blikken.
Hun gebaren. Ik zag ze in de weer, vlak voor, en al met ene halve hak
op de drempel van de instituten waardoor ze hun lange mars zouden
afleggen. Bovendien was de beweging, de sfeer, de mentaliteit in die
jaren zo algemeen, zo vanzelfsprekend: ook al stond je terzijde, ook
al handelde je halfslachtig, ook al had je niet door wat je aan het
doen was of aan het nalaten; Je maakte er op je twintigste
automatisch deel van uit; het hing in de lucht. Je snoof het in en je
ademde het uit. Het was ondenkbaar dat je het met de meeste
standpunten en ontwikkelingen niet eens zou zijn.
Liever gezegd: je was de ontwikkeling.
Zelfs de corpsstudenten gingen wadlopen
en snuiven. Als ik het over het verraad van mijn generatiegenoten heb
spreek ik over een ander soort verraad. Een uniek, totaal verraad dan
wat zich normaal onder generatiegenoten voordoet als ze ouder worden
en zich geconfronteerd zien met de realiteiten van de maatschappij.
In de onderlinge concurrentie zit dan een flink deel van het
ellebogenwerk dat we van de mens gewend zijn. In elke generatie wordt
naar boven gelikt en naar beneden getrapt. De ouderen worden in
stilte gehaat en de jongeren afgunstig gepaaid. En vooral elkaar
probeert men centen en vriendinnen afhandig te maken.
Ik spreek
hier niet over de normale concurrentie en de gepaste nijd. Ik spreek
over een hele generatie die heeft gedeserteerd. Over verraad, dat een
een einde heeft gemaakt aan een beschaving.
Verraad, dat de wereld een andere kant
heeft opgestuurd.
Dat men de idealen van zijn jeugd
verraad is ook niet zeldzaam. Het is niet eens verraad, het is vroeg
intredende vermoeidheid. Ineens zien we onze oude schoolvrienden –
ooit stuk voor stuk brandstichters en oproerkraaiers – achter een
kinderwagen sjokken, kanaries kweken, de toto invullen. Ze doen aan
krulspelden, hypotheken, vitaminepreparaten. Ze zien al snel geen
verschil meer tussen de contouren van hun vrouw en hun sofa.
Het verraad waar ik over spreek is
pathetischer en tegelijk onzichtbaarder. Algemener en tegelijk
nonchalanter. Het werd gepleegd met aplomb. Tussen neus en lippen
door, alsof het geen verraad was.
Ik ben meteen beland bij het
opvallendste kenmerk van dit verraad; het feit dat imago en
werkelijkheid koelbloedig losgekoppeld waren. Wat mijn
leeftijdgenoten achter de schermen uitspookten had niets te maken met
wat ze naar buiten toe met de mond beleden.
Ja, van sommige graaiers, stinkerds en
slapers diende je zelfs te geloven dat ze tot op de dag van heden de
ideeën van de Jaren Zestig trouw waren gebleven.
Zich gedragen als de oude generatie en
hun gedrag presenteren as iets nieuws, daar hadden ze handigheid in.
De tweedeling ''schijn' versus 'wezen'
zou ook op andere terreinen allesbeheersend worden: in de politiek,
de literatuur, het sociale gedrag, de economie. Schijn, en wezen.
Imago en werkelijkheid.
Reclame en product. Boodschap en
inhoud. Wat je zegt en wat je denkt. Bluf en simpels. Ik zou niet
kunnen zeggen of de drang naar verraad die mijn generatiegenoten
dreef, de populariteit van deze tweedeling in de hand heeft gewerkt,
of dat die opsplitsing een filosofische mode was die hun verraad,
steeds meer verraad, op ideale wijze legitimeerde. Daarvoor vallen de
begrippen 'verraad' en 'de Jaren Zestig' teveel samen. Er zit iets
ontluisterends aan mijn generatie. Verraad moet blijkbaar inherent
zijn geweest aan hun ideeengoed. Het zat blijkbaar ingebakken in de
voorstellingen en utopieën die ze erop nahielden of het vormde het
genetisch materiaal van de dragers zelf van deze ideeën. Een unieke
combinatie van sociale achtergrond en opkomende welvaart kan hebben
gezorgd voor de merkwaardige mengeling van fanatisme en gemakzucht
die eigen bleek aan mijn leeftijdgenoten. Jongens en meisjes uit
opwaarts strevende gezinnen die nu veel gemakkelijker konden krijgen
waar eerdere generaties voor hadden moeten zwoegen.
In een verstarde maatschappij waarin
autoriteit een mikpunt was aar toch nog zeer in trek. Zoiets moest
wel eindigen in een feestbanket voor profiteurs, overlopers,
hypocrieten, maniakken en dictatortjes. Waaruit bestond de bijdrage
van de generatie van 1968?
De autoriteit als drijvende factor werd
benoemd en geïsoleerd. De rol van intellectuelen werd
her-uitgevonden. Twee ontdekkingen die een slappe reprise vormden van
de oude revolutiegeschiedenis. Maar dat valt jongens en meisjes van
twintig niet kwalijk te nemen.
Er werden wel meer reprises opgevoerd
in de Provo -en Hippiebeweging. Alleen dit keer bleken humus en
omstandigheden fataal. A small step for men and a giant step for
mankind.
Een
beroemde leus uit de tijd dat mijn leeftijdgenoten al achter het
stuur en op de zetel zaten. De giant step
is uitgebleven, althans in voorwaartse richting. De linkse idealen
waren de idealen, tout cour geworden. Rechts bestond niet meer. En
dat vond rechts eigenlijk zelf ook een beetje.
Rechts waren nog
fossiele mannetjes met hun kippenborst vol decoraties,
taptoe-mannetjes die onveranderlijk poseerden tussen
vlaggenstandaarden en herdershonden.
Van het eerste
begin beseften mijn tijdgenoten de waarden van typering,
stigmatisering, beeldvorming en demonisering. Reclamejongens,
journalisten, cabaretiers, copywriters, dichters; ze waren allemaal
van de Nieuwe Tijd. Linkse mollen en vergadermachines die naar hun
functie haakten konden rekenen op een kordon van publicitaire
goodwill. Want dat was onmiddellijk begonnen: het binnenkruipen in de
staatsmachine. Het overnemen van de lucratieve banen, het bezetten
van machtsposities, het verjagen van de oude wolven om plaats te
maken voor de nieuwe wolven. Het valt niet te ontkennen dat Provo's
en revolutionairen enige details hebben gewijzigd in het lot van de
vrouw, het uitgaansleven en de filmcensuur. Bij details bleef het.
Bij schijnverbeteringen. Hun meest geslaagde imago-stunt is misschien
dat we zijn gaan geloven in details. Dat we hun schijnverbeteringen
nog steeds voor verbeteringen aanzien en uiterst ongeïnteresseerd
achten te worden, te zijn in de grote lijn. Grote lijnen werden met
succes verdacht gemaakt. Bijzaken en cosmetica werden alles. En
juiste in de grote lijnen – kan geen verbazing wekken – lag hun
grote zwakte. Tussen verraders ben ik ouder geworden. Tussen
misdadigers. Iedereen mocht over alles meepraten. Democratisering,
inspraak. In feite wist meestal niemand van niets. Er werd door de
meerderheid 'nee' gezegd, en verderop gebeurde het toch.
Er werden risico's
voorspeld en eigenlijk was het al beslist. Er werd geëvalueerd over
besluiten waarvan men in de achterkamers al wist dat ze nooit genomen
zouden worden. De schijndemocratie was zo verpletterend aanwezig dat
niemand begreep dat de echte democratie was afgeschaft. Dankzij mijn
geliefde jaargenoten leven we nu in een nominale democratie. We
noemen het een democratie, dus het is er eentje. De baasjes uit de
Jaren Zestig bleken in staat alles te verkopen als een succes van de
Jaren Zestig. Ook nog toen het knap laat was. Privacy, om een tweede
grote lijn te noemen. Wat hadden de jonge revolutionairen daar de
mond vol van.
De autoritaire
kapitalisten, de elitaire superelite en het militaire complex waren
op niets anders uit dan op onze persoonsgegevens.
Identiteitsbewijzen. Volkstellingen. Gegevens koppelingen. De 68-ers
reageerden er zo gebeten op als een poedel op een ratelslang.
Nu zijn ze dertig
jaar aan de macht geweest, eerst een beetje, toen een beetje meer en
toen totaal, en de privacy-kwestie is zonder commentaar door de
achterdeur afgevoerd. Ze zijn in staat strak te ontkennen dat ze zich
er ooit druk om hebben gemaakt. De zotste gegevens zijn inmiddels aan
God-weet-wat gekoppeld, iedereen kan tot in alle uithoeken worden
gecontroleerd en gescand; het bleek geen woord van discussie meer
waard.
Zo werd een van de
lakmoesproeven van de individuele vrijheid prijsgegeven door hen die
beweerden zich grote zorgen te maken toen ze er zelf nog de dupe van
konden worden.
Voor de
machtshonger en systeemzucht van mijn generatiegenoten is de
uitvinding van de terrorist een uitkomst geweest. De laatste
controleremmen zijn nu los. Het totalitaire virus maakt zich sterk in
ons, van binnenuit.
Maar gelukkig: we
noemen het niet zo. Ook nu werkt de mechanisme tweedeling van een
vroom beleden ideaal en nietszeggende woorden – 'aanval op de
beschaving', 'gevaar voor de democratie' – perfect. We turen ons
altijd blind op bijverschijnsel en bijproduct. En laat de wind en
kabouters zorgen voor de grote lijn.
Bewustmakingsprocessen?
We hebben een doel op zichzelf. Je hoort aan bewustmaking te doen, en
het dondert niet waarvan. Ons geloof in de verpakking is een tweede
natuur geworden. Ons werd in de jaren Zeventig en Tachtig dat we tien
keer een centimeter vooruit gingen. Achter de schermen waren we
telkens een kilometer achteruit gegaan.
Wat is er met grote
maatschappelijke verschijnselen als seksualiteit en geloof gebeurd?
Waar hebben de
ideeën van de 68-ers toe geleid toen ze eenmaal hun eerste
praktische stappen als bestuurders mochten zetten?
Dat het een rotzooi
is geworden is nog het zachtaardigste wat we ervan kunnen zeggen.
Gezellig, en leuk,
dienden seksualiteit en geloof te worden. Zonder vaders en priesters.
Zonder walgelijk gezag. Onze bestuurders draaiden bij toen de
seksualiteit bleef weigeren zich als 'leuk' en 'gezellig' te
ontpoppen. En toen ze zelf de leeftijd van impotentie en
prostaatkanker voelden naderen, toen moest de zweep er weer over.
Niet omdat ze zich hadden vergist natuurlijk.
Goddank doken
bijtijds de nodige bliksemafleiders op. Aids. De pedofiel.
De pedofiel... Dat
heette bij mij op school gewoon 'de godsdienstleraar'.
Godsdienst. Ach ja,
godsdienst.
Elke sekte en elke
reli-idioot moest kunnen dus waarom de officiële godsdienst niet?
Terwijl het geloof, met zijn martelingen, rituelen en tempels
verdween, nam het aantal gelovige tuinkabouters toe. Wat resteert nu,
is de zelfzuchtige overtuiging, dat religie er is voor de
gezelligheid en het welbehagen.
De onbesuisde
lancering van de halfbakken ideeën van mijn generatie leidden er
uiteindelijk toe dat we leven in een wereld die verkrampt omgaat met
seksualiteit en geloof. Iets krampachtigers dan gezelligheid is er
wel niet. We maken iedere dag de gevolgen mee. We zien veel
luchtboksers in doodlopende stegen. Het vermaan van de zedenmeester
zwaait ons tegemoet of het blije en onschuld veinzende – maar
intussen opdringerige – gewauwel van de ietsisten. We zijn in de
val gelopen van het verraad van individuen die voor zichzelf eisten
wat ze anderen niet wilden of konden toestaan. Vrijheid.
Zelfbestemming.
Vooral hadden ze
nooit nagedacht over de betekenis van begrippen als 'vrijheid' en
'zelfbestemming'. Soms, voor al mijn leeftijdgenoten die zich na 1968
eerst schoorvoetend en al snel vol overgave de politiek en het
maatschappelijk leven hebben binnengedrongen, wou je dat de hel nog
bestond. Met gloeiende poken en brandende fakkels en al. Het
onderwijs, welke ravage werd daar aangericht?
Ravage als de
genadeklap. Genoeg is daar al over gezeurd. De vernietiging lijkt
onomkeerbaar. Zolang niet de laatste hoopvolle 68-er niet van de
aardbodem is verdwenen.
Ik wijs alleen nog
even op de gevolgen die het heeft gehad op hoe we met geschiedenis en
literaire tradities omgaan. Ik wijs er alleen nog op dat het mijn
generatie was die op de universiteiten en het bedrijfsleven begon met
het vervangen van het Nederlands in het Engels. Ze hadden er de
schoonst klinkende excuses voor. Over wat er met het milieu en het
landschap gebeurde hoeven we alleen onze ogen op te slaan.
We leven te midden
van het verpletterende bewijs dat er een generatie aan misdaad en
onverschilligheid heeft huisgehouden. Slopers en architecten werden
bloedbroeders onder hoog protectoraat van de politiek. Ook in dit
geval zorgden de idealen van mijn generatiegenoten voor de holle
legitimaties. Sterf oude waarden, weg met het elitaire verleden. We
hebben het gehad over grote lijnen als democratie, privacy,
seksualiteit, feminisme, geloof, onderwijs, milieu en esthetiek van
de omgeving.
De echte stille
revolutie is de uitlevering aan de commercie geweest.
Mijn ambitieuze
bestuurdertjes werden zelf ook zelf verdienertjes en
subsidieslorpers. Op zeker moment hadden ze de staatsfinanciën
verdeelt, dat wil zeggen een klein beetje voor de schaamlap van
cultuur en milieu, beide in de vorm van aangeharkte reservaten en het
leeuwendeel voor hun eigen raderwerk. Ze konden dus wel begrip
opbrengen voor andere verdienertjes. Pooiers waren ze nog net niet.
Al ken ik oude kameraden van mijn leeftijd, die met 06-nummers een
aardig kapitaaltje bijeen hebben geschraapt. Nieuwe tijden, nieuwe
mogelijkheden.
Het waren vooral de
media die het nieuwe huwelijk tussen mijn vrienden en het
neo-kapitalisme hebben beklonken. De media lagen open, daar konden ze
hun lusten vrijelijk botvieren. Als iets een spiegel vormt van het
ware gezicht van '68, dan is het de televisie. De ontwikkeling van
treurbuis tot terreurbuis. Een intiem samenspel van slimme
handelaren en politici is het geweest. De legitimatie. Het dogma van
de inspraak. De doctrine van de gewone man. Kijk. Er zit een massa
mensen voor de televisie.
Denk je eens in:
hoe de handelaren in amusement en onnutte producten zich al die jaren
het hoofd braken over hoe die massa te gelde te maken.
Ze droomden haast
even nerveus als de nagellakfabrikant die aan alle vingers aan China
dacht. Die massa zit voor het ding, het ding geeft licht en geluid.
Dat betekent nog niet dat er een geldstroom tussen beiden bestaat.
Eigenlijk heeft het hele gebeuren niets met geld te maken. Het ding
straalt en flikkers gratis. Het kan bedelen wat het wil, maar als de
massa zich roerloos houdt, beschikt het niet over sancties. Iets
ergert de handelaren meer dan wat dan ook: het ding heeft geen gleuf.
Jarenlang bleef de
situatie zich voordoen van een dood ding dat naar een dood ding keek.
De lucht
tussen het heilige
kijk-altaar en de massa was dik tussen het apegapen en de
passiviteit.
Er is een enorme
dynamiek op gang gekomen tussen die twee.
Met geld als enige
drijfveer.
Aan mijn generatie
de eer van dit mirakel. Het mirakel om de geldstroom tussen televisie
en publiek op gang gekregen te hebben. Men moest er heel wat leugens
voor verzinnen.
Elke verdenking van
een verband tussen publieke omroepen – permanente educatie,
een oud stokpaardje
van de revolutie – moesten worden uitgewist.
Bij niets waren
politici en bestuurders zo behulpzaam als bij het verdacht maken van
enige creatieve, speelse of educatieve opdracht voor onze essentiële
communicatiekanalen. De kanalen zijn nu voorgoed verstopt.
Uitgeleverd, verpatst en versjacherd aan de kermisbazen. Joop van den
Ende kreeg een koningskroontje van de bestuurders. Of je een hoop
stront verguld. De ontwikkelingen van treurbuis tot terreurbuis is
exemplarisch voor het verraad, en het verraderlijk nasudderen van
mijn generatie. Bij niets ook waren de intellectuelen van '68 zo
behulpzaam.
Hun theorieën over
'hoge' en 'lage' cultuur begonnen om de studie van populaire lectuur
en massavermaak maar op te waarderen en uit het moeras van het
folklorist op te tillen tot de grote hoogten van de sociale
wetenschap, kwamen plotseling goed van pas.
De politiek speelde
maar al te graag leentjebuur bij de vage prietpraat van veel Jaren
Zestig-wetenschap. Eerst was daar de mooie vondst om het woord
'opportunisme' te vervangen door 'pragmatisme'. Toen kwam de
verklaring dat het onderscheid tussen rechts en links was
weggevallen. Het werd zo snel mogelijk door de politici omhelsd.
Gewoon, omdat het ze goed uitkwam.
Maar het allermooiste bleek
toch wel de stelling dat de grens tussen hoog en laag vervaagd was.
Sommigen bestuurden maakten er meteen een gelijkstelling van hoog met
laag van. Gewoon, omdat het ze goed uitkwam, en omdat er veel aan te
verdienen viel. De grote leugen van de gelijkwaardigheid tussen hoge
en lage cultuur heeft er enkel voor gezorgd dat in de bokswedstrijd
tussen cultuur en entertainment de grofste entertainment heeft
gezegevierd.
Mijn generatie
wordt bedankt. Ze begeleiden niet alleen de uitverkopende laatste
resten beschaving. Ze schaften ook de idee af dat het wenselijk zou
zijn beschaving bij te brengen. Ze voerden daarvoor een stille
campagne, want ze was inmiddels stille belanghebbende geworden. De
campagne waarin woorden als 'elitair' belachelijk werden gemaakt. Het
lukte niet in de laatste plaats
doordat de
intellectuelen, de partijfilosofen en de sociologisch getinte
denktanks – eerder naaldenkokers dan tanks – zo hartelijk
meededen. Weinig verrassingen.
Het was zeker een
verassing toen ik voor het eerst op straat werd berispt door een
politieagent die jonger was dan ik. Daarna werden ook mijn dokter,
notaris en advocaat jonger.
De moeder al deze
verrassingen, nu, die stond ineens op, toen er een generatiegenoot
van me, president van Amerika werd. Een schok van jewelste.
Vanzelfsprekend
was het een president die veel van entertainment hield. Die nog veel
meer zijn studentenpraatjes had onthouden omdat ze zo handzaam de
armoe van zijn ideeen verdonkeremaanden. En die tot in the
oval office zijn seksuele
bevrijding had meegesleept. Pijpen op kantoren, dat moest kunnen.
Thanks verzamelt hij voorschotten van mediatycoons. Een kind van zijn
tijd, een schat van een verrader. De mantra's van mei 1968 zijn nog
altijd niet uitgewerkt. Alleen door mei 1968 valt het te verklaren
dat ze in Nederland Pim Fortuyn aanzagen voor iemand die de
augiasstal van de politiek weleens zou schoonmaken.
In feite was hij
een Jaren Zestig type; een rasechte vertegenwoordiger van het
quasi-marxisme: een reële leeftijdgenoot van me, een voorbeeldige
verrader.
Hij suggereerde dat
hij een kritische nieuwkomer was in ons oude, gestructureerde en
verfijnde netwerk van afhankelijkheden, afkoopsubsidies,
controlegekte en bureaucratie. Met zijn halve talenten en
entertainmentgehalte was hij er juist het resultaat van. Hij kon
voortreffelijk acteren; als alle omhooggevallen jongens uit de
revolutietijd.
Of hij het rebelse
nog in de vingers had.
Het was niet eens
een truc. Het was routine. Intussen rekende hij zich de macht al toe.
Hij zou bereid zijn geweest tot elk compromis. Om die macht te
bereiken voerde hij via de media een fake-vertoning op. Dertig jaar
verraad in versnelde opvoering. De verslaggevers volgden als hondjes,
hij had de listen
en arglistigheden van degenen van bij wie hij 's nachts in bed zou
kruipen al volkomen in de vingers.
Als hij was blijven
leven, zou hij door de bestaande officials als een verloren zoon zijn
binnengehaald.
Mijn hele generatie
is met bluf en handigheid aan de macht gekomen. Al mijn
leeftijdgenoten die na '68 de politiek en het maatschappelijk leven
ingingen, behoorden al bij voorbaat tot de aangepasten. Aanvankelijk
vond je het zo charmant dat ze de politiek instapten. Het waren
overwinningen voor de beweging. Small staps.
Langzamerzeker
zouden zij de voorhoede vormen die namens ons allen de boze wereld
zou leren hoe het werkelijk moest. De verbeelding aan de macht, de
mars door de instituten, een frisse wind, een nieuw geluid.
Idealisten moeten altijd inbinden. Geen mens kan voor zijn zwakheden
vluchten.
Toch is verraad in
dit geval geen te groot woord. Mijn generatiegenoten zijn niet alleen
gestuit op praktische bezwaren en op de logheid van het systeem, ze
werkten ook gericht en enthousiast mee om de scheidslijn te handhaven
en zelfs te versterken tussen machthebbers en sukkels, om de
democratie te ondermijnen, en de financiën tot afgrond te verklaren.
Ze bleken kameleons
in de hardnekkigste en irritantste zin van het woord. Eerst namen ze
de kleur aan van de tegenstander en de oude vijand, vervolgens bleven
ze voorwenden of ze nog altijd gehuld gingen in de kleur van de
revolutionairen die ze ooit zelf waren.
Vanzelf dragen ze
niet overal de schuld van. Invloeden van buitenaf, de onstuitbare
golven van de geschiedenis, stomme toevalligheden en catastrofes; ze
waren er.
Maar veel te vaak
knikten ze instemmend, sloten ze de ogen, sprong hun hart op van
heimelijke vreugde, gaven ze toe aan hun reactionaire innerlijk. Aan
de geest van hun vaders. Veel te vaak, kraaide de haan. Als er al
iets langs de meetlat van hun jeugdidealen werd gelegd, gebeurde dat
louter verbaal.
De eigen oorsprong
werd gretig als denkmantel misbruikt. Niets van hun aanvankelijke
elan zagen we terug in hun daden. Onze revolutionairen, mijn kroeg
-en studie, -en dansgenoten van toen. De objecten, nota bene, van
mijn seksuele dromen werden tevreden regenten. Dik tevreden meestal.
De speelse kant van '68, toen nog 'ludiek' genaamd, ging al snel
kopje onder, of ontaarde in de leukigheid van 'alles kan en alles is
meegenomen'. Zij, die niet wilden meedoen, en trouw bleven aan de
oorspronkelijke geest werden als mislukkelingen beschouwd, en de ware
mislukkelingen nestelden zich op de troon.
Heeft iemand gezegd
dat de geschiedenis rechtvaardig was?
Er is nu een
revival van de Jaren Zestig gaande.
Het is
weerzinwekkend. Dat die revival slechts een onherkenbare hutspot is,
net als alle historische terugblikken en muzikale geschiedschrijving
die ze op de televisie samenflansen, is op zich al een verworvenheid
van de Jaren Zestig. De geschiedvervalsing is al een tijd geleden
begonnen, omdat de geschiedenis door de Joop van den Ende's wordt
geschreven.
De jaren Zestig
wordt een product. Welbeschouwd is het altijd een product geweest.
Goed afgeschermd door de hoofdschuldige, afgeschermd tegen iedereen
die er met een vermanende vinger naar durfde te wijzen. Met al mijn
tien vingers wijs ik. Ik voel me door mijn generatiegenoten verraden.
Ik ben opgegroeid tussen een generatie verraders. Ik maak deel uit
van een generatie die voor het eerst in eeuwen de wereld lelijker
achterlaat dan zij haar heeft aangetroffen.
Niets van allure,
niets van stijl, niets van een groot gebaar bracht ze tot stand.
Dames en heren, dit
bleek hier en daar een klaagzang.
Klaagliederen
aanheffen ligt niet in mijn aard.
Het was een aardig
verslag van een nachtmerrie, geen wetenschappelijk verhaal. Het
verslag van een nachtmerrie dat ooit als een droom begon.'